Aflevering 10: De scheepstimmerwerven van de familie de Graaf
Floris de Graaf was voor zover mij bekend, de eerste scheepstimmerman van de familie de Graaf. Floris werd geboren te Puttershoek in het jaar 1761, als zoon van Jan de Graaf en Elisabeth Peterse Pilaar. In november 1789 is Floris met zijn vrouw Jannetje Ottevanger, geboren te Sleeuwijk, en hun drie kinderen, Lijsbeth, Janna en Jan naar Drimmelen vertrokken. Zoontje Jan overleed enkele weken later, op 1 december 1789. Te Drimmelen werden nog twee kinderen geboren: Jan op 6 december 1790 en Rochus op 14 februari 1793.
Floris kocht op 8 december 1789 de scheepstimmerwerf van de daar gevestigde scheepsbouwer Hendrik de Wijs, met woning, welke gelegen was aan de zogenoemde Brede Vaart (te Drimmelen). Floris was toen 28 jaar oud en ging hier houten zeilschepen bouwen en repareren. Hij verrichtte tevens timmerwerk voor de kerk.
Het is mij niet duidelijk geworden waar hij zijn vak heeft geleerd, wellicht in Puttershoek, waar voor het jaar 1800 al houten schepen werden gebouwd. In Drimmelen heeft hij waarschijnlijk Drimmelsche aken gebouwd, die werden hier namelijk rond deze tijd tot ongeveer 1900 van hout gebouwd. Het waren scheepjes van ongeveer 10 meter lang, ruim 3 meter breed, bij een geladen diepgang van 90 centimeter, waar soms losse zetboorden op werden gezet, daar het scheepje in het midden geheel open was.
De scheepjes werden rond 1900 veel gebruikt op de rivier om zand te baggeren, dat vervolgens in de steden als metselzand werd verkocht. Met laag water liet men deze vaartuigen op een zandplaat droogvallen en laadde men met behulp van een kruiwagen en richters, dit waren daarvoor bestemde zware planken, de scheepjes vol zand. Het tuig was een gewoon gaffeltuig met strijkende mast
Drimmelsche Aak
In de maand maart van het jaar 1794 overleed Jannetje Ottevanger, de vrouw van Floris.
Op 16 februari 1799, vijf jaar na het overlijden van zijn vrouw verkocht Floris de scheepstimmerwerf in Drimmelen aan Adriaan van Os en Hendrik de Wijs. Ook het huis, de loods en de gereedschappen.
De gereedschappen bestonden uit:
- een reep tot de helling(een reep is een dik touw, dat gebruikt werd om schepen op de helling te draaien).
- twee vlijskettingen
- drie rollen voor de helling
- een trekzaag, een schulpzaag, een slijpsteen
- vier kelderwinden
- twee bekkens
- een moker
- twee brandijzers, dit waren zware ijzers, waarover een eiken plank kon worden gehangen, met een gewicht aan het einde; die dan met een brandende bos riet werd krom of rondgebrand.
Nadat de scheepstimmerwerf was verkocht is Floris vermoedelijk met zijn kinderen naar Waspik vertrokken en bij de familie Borstlap in gaan wonen, waar hij als scheepsmakersknecht aan het werk ging. Floris wordt enkele malen genoemd als getuige in overlijdens- en geboorteakten in het archief van de gemeente Waspik. Hij wordt daarbij scheepmaker genoemd, wonende te Waspik. Dit is omstreeks 1813. Verder is er weinig bekend van de man toen hij in Waspik woonde.
Op zaterdag 15 november 1828, doen Jacobus Streefland, scheepmaker, 43 jaar oud en Bart van Ee, hooiweger, 63 jaar en gebuur van de overledene, beiden wonende te Waspik, aangifte van het overlijden van Floris de Graaf, scheepmaker oud 66 jaar, geboren te Puttershoek, provincie Zuid-Holland, zoon van Johannes de Graaf overleden en van Elisabeth Peterse Pilaar, overleden, weduwnaar van Johanna Ottevanger, overleden binnen deze gemeente op zaterdag de vijftiende der maand november laatstleden om 12 uur des middags.
Uit deze aangifte blijkt dat Floris de buurman was van Bart van Ee, beëdigd hooiweger te Waspik en Bart woonde volgens het kadaster naast de familie Borstlap, waar Floris dus bij inwoonde.
Perceel 6 Bart van Ee, Hooiweger
Jan en Rochus, de twee zonen van Floris, beiden scheepmakers, waren toen hun vader overleed 38 en 35 jaar oud. Jan werkte te Oosterhout op de scheepstimmerwerf van Adriaan van Suilekom. Rochus werkte in Waspik bij Thomas Borstlap en was hier inwonend. Ze bouwden en repareerden houten schepen.
Ruim een jaar na het overlijden van zijn vader Floris, stierf zoon Jan de Graaf op 23 maart 1830 te Waspik, oud 39 jaar, blijkens aangifte van overlijden door Arie Hasenbosch, scheepmaker en Jacobus Streefland, scheepmaker, beiden wonende te Waspik en kennissen van de overledene.
Hierna twee akten die de eerste aanzet vormen voor het ontstaan van de scheepstimmerwerf van de familie de Graaf. Rochus de Graaf kwam in 1833 in het bezit van een scheepstimmerwerf, hij was toen 40 jaar oud.
‘Op 21 januari 1833 compareerde voor mij, Pieter van der Meer, openbaar notaris presiderende te Groot Waspik, kantoor Waalwijk, district s’Hertogenbosch, provincie Noord-Brabant in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergetekende getuigen
Thomas Borstlap, scheepmaker, wonende te Waspik, die verklaarde onder belofte van vrijwaring ter zake uit de hand verkocht te hebben, te transporteren en in vollen vrijen eigendom af te staan en over te geven aan en ten behoeve van Rochus de Graaf, scheepmakersknecht en wonende mede te Waspik bij den verkoper, alhier tegenwoordig en deze koop, verkoop ……….(onleesbaar) accepteerde.
De onafgemaakte schuit staande in de loots van den verkoper, benevens al het hout in dezelve loots, alsmede al het hout, planken, boomen die op den werf en elders leggende en aan den verkoper toebehorende zijn, niets uitgezonderd. Ook het onafgemaakt bootje op den werf. Den kooper zal van stond en aan, met voorgeschreven gekochte doen en handelen als met zijnen in volle vrijen eigendom toebehorende goederen.
Partijen verklaren de kooppenningen te bedragen Eene Somma van veertienhonderd gulden waarvan den verkooper bekend uit handen des koopers gereed ontvangen te hebben de Somma van eenduizend vijftig gulden en de overige drie honderdvijftig gulden zal den kooper niet eerder dan zes maanden na het overlijden van den verkoper aan Zijne erfgenamen moeten voldoen zonder intrest.
Gedaan en gepasseerd te Groot Waspik voornoemd ten huize van den verkoper op datum en jaren als in den hoofden dezes is vermeld in tegenwoordigheid van Andries Boogaars, kuiper, Dominicus Jemettie, verwer(schilder) en glasemaker, beide woonende te Waspik meer genoemd als getuigen hiertoe verzocht die dese met de comparanten en mij notaris, na gedane voorlezing, hebben ondertekend.
Is getekend T. Borstlap, Rochus de Graaf, Andries Bogaars, Ds Jemettie, P. van der Meer, notaris.’
Wij zien hier dat Rochus de Graaf niet het huis, loods en scheepstimmerswerf kocht, maar alleen bovengenoemde materialen om schepen van te bouwen, wat natuurlijk vreemd overkwam.
Een dag later, op 22 januari 1833 des ’s avonds om 9 uur overleed Thomas, 76 jaar oud.
‘In het jaar eenduizend achthonderd drie en dertig den drie en twintigste der maand januari om elf uur deden Jacobus Streefland van beroep scheepmakersknecht, oud 48 jaren en Arie Hasebosch van beroep scheepmakerknecht beide kennissen van de overledene en wonende binnen deze gemeente, aangifte van het overlijden van Thomas Borstlap van beroep scheepmaker, oud zesenzeventig jaar, geboren te Waspik en wonende te Waspik, Noord Brabant, zoon van wijlen Jan Borstlap en mede wijlen Keuntje Buis, ongehuwd, overleden den twee en twintigste der maand januari om 9 uur ’s avonds.
Getekend Jacobus Streefland, Arie Hasebosch, ambtenaar burgerlijke stand, …..(onleesbaar).’
Het einde dus van de scheepstimmerwerf Borstlap. Broer Dirck was reeds in 1815 overleden.
De familie Borstlap is bijna 100 jaar in het bezit geweest van deze scheepstimmerwerf in Waspik; van 1740 tot 1833. Zij hebben daar houten zeilschepen gebouwd en gerepareerd. Het waren voornamelijk hengst-, dam- en cofschuiten.
De vraag rest, hoe zit het met het huis, scheepstimmerwerf en loods, alleen de materialen om schepen van te bouwen werden aan Rochus de Graaf verkocht.
De volgende akte verschaft hierin duidelijkheid:
‘Op heden den zeven en twintigste april 1833 compareerde voor mij Pieter van der Meer, openbaar notaris residerende te Groot Waspik in tegenwoordigheid van ……(onleesbaar) en mede ondergetekende getuigen
Rochus de Graaf, scheepmaker, wonende te Waspik dewelke te kennen gegeven hebbende dat aan hem door nu wijlen Thomas Borstlap in leven scheepmaker gewoond hebbende te Waspik en aldaar op de twee en twintigste januari jongstleden overleden bij testament gepasseerd voor de notaris Johannis Cornelis van Nimwegen en getuigen te Waalwijk den dertigsten juli 1830, behoorlijk geregistreerd, is gelegateerd geworden.
Een huis, scheepstimmerloots en werf, met alle daarbij behorende gereedschappen benevens een hof over de straat alles gestaan en gelegen op Polders zijdijk te Waspik gekwoteerd no 111 belend oost de haven, west de kinderen Schoenmakers, Zuiden Adriaan Boom, Noorden de Polder.
Onder de last van de daarvoor binnen de tijd van zes maanden in de boedel te moeten inbrengen de som van negenhonderd guldens en verklaarde gemeld legaat op de daarbij gestelde voorwaarden te aanvaarden.
En is ten deze mede gecompareerde Adriaan van Suijlekom, scheepmaker, wonende te Oosterhout die bij bovengemeld testament is benoemd tot executeur testamentair dewelke verklaarde van en uit handen van voornoemde Rochus de Graaf de bovenbedoelde negenhonderd guldens ten behoeven des boedels van wijlen Thomas Borstlap te hebben ontvangen.
etc. getekend
Adriaan van Suijlekom was een achterneef van Thomas Borstlap.
Rochus de Graaf leende duizend gulden, intrest vijf procent per jaar van Mejuffrouw Adriana Ruisenaars, particulier, wonende te Geertruidenberg. Dit vond plaats op 29 april 1833.
Speciaal te verbinden in de hypotheek, eene huizinge scheepstimmermansloods en werf met alle daarbij behorende gereedschappen, bepotingen, beplantingen benevens een hof over de straat alles gestaan en gelegen op polders zijdijck te Waspik gekwoteerd no 111 belend oost de haven, west de kinderen Schoenmakers, Zuiden Adriaan Boom en noorden de polder.
Getekend Rochus de graaf
Andries Bogers Pieter Vermeer, notaris
Ds Jemettie
Rochus kon dus de negenhonderd gulden van de boedel contant betalen.
Volgt nog de afwikkeling van de nalatenschap van Thomas Borstlap.
De roerende goederen in het huis werden begroot door Arie Hasenbosch en Johannes van den Hoek, scheepstimmermansknegts, beiden wonende te Waspik. Al deze zaken werden opgegeven door Rochus de Graaf, scheepmakersknegt die bij de overledene in huis had gewoond.
Een lijst met mensen die nog schuld hadden bij Thomas Borstlap, genaamd pretentien, hetzij van geleend geld of reparatie aan hun schip of van een nieuw gebouwd schip.
Een lijst met mensen die nog een tegoed hadden, genaamd passief des boedels.
1. Aan Rochus de Graaf, scheepsmakersknegt, tot op het overlijden verschuldigd 150 guldens wegens huur als knegt
2. Aan Petronella Blok huur als dienstmeid idem 10 gulden.
3. Aan huisschulden de som van 50 gulden.
4. Aan de heer van der Horst en Zoon te Dordtrecht voor geleverde pek 25 gulden 25 centen.
5. Aan schipper de Klijn voor gedane vrachten de som van 39 gulden 40 centen.
6. Aan de heer Stolk en Zoon aldaar voor geleverd hout per resto 63 gulden 73 centen.
7. Aan de erven Vermeulen voor geleverd bier 23 gulden 25 centen.
8. Aan docter Gelpke, geneeskundige 52 gulden.
Wij zien hier onder andere waar Thomas zijn hout kocht voor het bouwen en repareren van zijn schepen en het pek om de gebreeuwde naden tussen de boorden (planken) dicht te maken.
Bovendien wordt schipper de Klijn genoemd, die toen beurtschipper was van Waspik op Dordtrecht en Rotterdam. (Schipper Cornelis de Klijn voer met een poonschuit genaamd “De Vrouwe Johanna” gebouwd te Waspik, groot 21 ton).
Een Poonschuit
Nog een aardig detail betreffende de inboedel van Thomas Borstlap voor we verder gaan met de familie de Graaf:
Bij de taxatie van de inboedel door Jan van den Hoek en Arie Hasebos werd o.a. melding gemaakt van een hoeveelheid turf, een blaaspijp, vuurlepeltje, kettinghaal, tang en vuurijzers. Hieruit kunnen we concluderen dat er een schouw in huis was, waarin een open vuur werd gestookt en de maaltijden bereid. Aan de kettinghaal werd een ijzeren pot of waterketel gehangen.
Wat de verdere afwikkeling van de erfenis betreft, de familie van Thomas kregen natuurlijk hun deel.
Dit waren familieleden uit Dongen, ’s Gravenmoer, Klundert, Hoge en Lage Zwaluwe en Strijen.
Genoemd worden o.a. de nakomelingen van Jenneke Borstlap, een zus van vader Jan Borstlap, zij was al in 1747 overleden.
De familie Borstlap is afkomstig van de Groenen Dijk, gemeente Oosterhout, waar de vader van Jan Borstlap, geboren in 1679, veerman was van het zogenoemde “Borstlappenveer” tussen Oosteind en Raamsdonk.
In het jaar 1833 is Rochus de Graaf dus wat wij noemen ‘voor zichzelf begonnen’. Het bouwen van houten zeilschepen had hij geleerd van zijn vader Floris de Graaf en Thomas Borstlap. De schepen die Rochus bouwde, waren in het begin waarschijnlijk poonschuiten, damschuiten en later natuurlijk zeilaken.
Een Zeilaak
Op de scheepswerf werd gebruik gemaakt van een langshelling, dit in tegenstelling tot een dwarshelling. Later gingen ze grotere schepen bouwen en is dit veranderd. De nieuwe houten schepen werden in de ‘loots’ gebouwd. Het hout bleef droog en ook met slechter weer kon er gewerkt worden.
In het jaar 1836 trouwde Rochus met Johanna van der Schans, geboren te Waspik op 2 september 1807. Ze kregen vijf kinderen, drie dochters en twee zoons. De jongens Johannes geboren 30 november 1839 en Floris geboren 29 augustus 1842 werden evenals hun vader scheepmaker en kwamen al jong, in die tijd was dat 13 – 14 jaar, bij Rochus in dienst.
Rochus de Graaf overleed te Waspik op 23 augustus 1863 in de leeftijd van 70 jaar.
De zonen van Rochus, Johannes en Floris, toen 24 en 21 jaar zetten het bedrijf voort. Johannes had de leiding over de scheepstimmerwerf.
Floris trouwde op 26 oktober 1871 met Helena Wilhelmina van Beusekom die op 30 november 1848 te ´s Hertogenbosch geboren was. Zij kregen 5 kinderen, waarvan Leonardus Rochus, geboren 14 februari 1873 en Rochus Cornelis, geboren 14 september 1874, evenals hun vader, grootvader en overgrootvader scheepstimmerman werden.
Pieter Johannis, geboren 10 februari 1876 werd schipper en trouwde met Adriana Melsen uit ’s Gravenmoer, geboren 15 augustus 1887. Hun schip was de ‘Florus Helena’, genoemd naar de ouders van Pieter Johannis, die overleed te Waspik in 1941. Van hun kinderen werden ook weer twee zoons schipper te weten Adrianus en Florus.
De eerste nam het schip van de ouders over, de tweede had een kleine sleepboot
Johannes trouwde op 1 december 1869 met Sara Pieternella van der Bell, geboren 4 mei 1837 te Rotterdam. Zij kregen 4 zonen:
1. Rochus Abraham Eduard, geboren 16 augustus 1870.
2. Jacob Abraham geboren 8 juli 1871.
3. Abraham Cornelis geboren 29 september 1872
4. Arie Dirk geboren 14 april 1875.
Sara Pieternella overleed echter al op 19 mei 1875, zodat Johannes alleen achterbleef met de jongens respectievelijk 4, 3 en 2, jaar oud en een baby van 1 maand.
De drie oudste zonen van Johannes de Graaf gingen toen zij ongeveer 12 jaar oud waren naar een kostschool in Nieuwendijk, indertijd gemeente Emmickhoven. Dit was omstreeks 1885. Deze kostschool, genaamd het Hasselmaninstituut, was in 1850 gesticht als kostschool voor jongens, die vanuit een christelijke grondslag middelbaar onderwijs ontvingen. Op het lesprogramma, stonden onder meer moderne talen, wiskunde en boekhouden. Eventueel kon tegen bijbetaling Grieks, Latijn en tekenles worden gegeven, evenals pianolessen.
Ook een zoon van Pieter Adriaan Ruijtenberg, scheepsbouwer te Waspik, genaamd Jan Adriaan was in dezelfde tijd op deze kostschool.
Ze bleven er ongeveer 2 jaar op school.
Rochus, Jacob en Abraham werden scheepstimmerman en leerden thuis het vak. De Jongste Arie Dirk werd bouwkundig opzichter in Rotterdam en kwam in 1913 weer naar Waspik terug en noemde zich in 1922 scheepsbouwmeester en zal in de familie zijn gaan werken.
De oudste van de jongens, Rochus de Graaf, overleed al op 7 oktober 1886 toen hij slechts 16 jaar oud was.
Johannes was behalve scheepsbouwer, ook kerkvoogd van de Hervormde Kerk te Waspik en lid van de gemeenteraad tot 1900. In diverse notariële akten wordt hij genoemd als vertegenwoordiger van de kerk in verband met verpachtingen van percelen bouw- en hooiland.
In het jaar 1900 verklaarde hij, volgens het gemeenteverslag van de gemeente Waspik, in staat van faillissement te zijn.
De familie bouwde houten schepen vanaf 1833, er werd maar summier geregistreerd in die tijd dus er is weinig te achterhalen.
In het jaar 1881 werd een houten aakschip van 160 ton voor L. Tak gebouwd.
Aakschip
In 1882, 1883, 1884 en 1885 reparatie keenschip “Ons Genoegen”. Keenschepen waren houten schepen, gebouwd in Duitsland. Dit type schip werd in onze streken, met name op de grote rivieren, door Nederlandse schippers bevaren. Maar ook Waspikse en ’s Gravenmoerse schippers voeren op keenschepen.
Keen
1884 Een houten rijnzeilschip van 165 ton voor J. Vermeeren.
In dit jaar werd ook het huis bij de scheepstimmerwerf gesloopt, waarschijnlijk om meer ruimte te krijgen voor de scheepsbouw.
In 1878 was het nieuwe huis al gebouwd ‘in den hof over de straat’, nu Veerstraat 21, hier bevindt zich nog een ingemetselde steen met erin gebeiteld: “Abraham Cornelis de Graaf 1878” dit was een zoon van Johannes, toen 6 jaar oud.
Het huis, nu Veerstraat 21
Rechtsboven op de foto een ijzeren balk waarmee het materiaal van de scheepswerf bv. hout op de zolder werd gehesen
In 1885 werden nog enkele houten aken gebouwd; een van 190 ton en een van 90 ton, onbekend voor wie deze bestemd waren.
Er is van de scheepstimmerwerf van de familie de Graaf geen archief aanwezig.
In het jaar 1888 op 25 juli brak er brand uit in de houtloods van de scheepstimmerwerf, verdere gegevens zijn hierover niet bekend.