Aflevering 11: De bouw van ijzeren schepen in Waspik
In Waspik werden vanaf het jaar 1884 ijzeren schepen gebouwd, op verschillende plaatsen.
De familie Ruijtenberg vanaf 1884.
De familie de Graaf vanaf 1889.
De familie van der Rijken vanaf 1893. (Van deze familie volgt nog een aflevering)
In het archief van de familie Ruijtenberg is een schepenlijst aanwezig.
De schepen die gebouwd zijn in de periode vanaf 1884 tot ongeveer 1930 worden hierop vermeld.
Van de familie de Graaf en van der Rijken zijn echter geen schepenlijsten aanwezig.
In het jaar 1889 krijgt Johannes de Graaf vergunning van de gemeente voor het oprichten van een smederij en scheepswerf voor ijzerbouw, zodat hij ijzeren en later stalen schepen kan gaan bouwen.
Het eerste ijzeren schip gebouwd bij Johannes de Graaf was de ‘Petrus’, lengte 43 meter, breedte 7m17 voor schipper M. Verschure.
In het begin van de ijzerbouw werd het vlak (de bodem) van een schip nogal eens van hout gemaakt. Dit werd gedaan omdat het zogenoemde puddelijzer, toen in de scheepsbouw gebruikt, zacht was en wanneer het schip bij eb droog kwam te vallen en op een steen of iets dergelijks kwam te liggen, het vlak beschadigd kon raken en het schip kon gaan lekken.
De eerste jaren van de ijzerbouw worden aken, klippers, klipperaken en boeieraken door de familie de Graaf gebouwd. Dit waren nog steeds zeilende vrachtschepen.
De twee schepen liggen bij de scheepstimmerwerf van de familie de Graaf. Het ene zit op de helling. Vroeger een langshelling, hier een dwarshelling.
De eerste ijzeren schepen werden geklonken. Na het leggen van de kiel en het plaatsen van de spanten, die uit hoekijzers werden gemaakt, werden de ijzeren platen aan de spanten vastgeklonken. In deze ijzeren platen waren gaten geponst voor de klinknagels. Het klinken gebeurde met twee personen, de klinker en de tegenhouder. De klinknagels waren roodgloeiend gemaakt in een zogenoemde veldsmidse of klinkervuur. Dit was een werktuig op poten met bovenaan een bak waar van onderaf lucht in werd geblazen met een ventilator die met de hand werd bediend om zo met behulp van smeekolen de boel gloeiend te krijgen. Deze veldsmidse stond kort bij het werk op de helling en was dus verplaatsbaar.
Om de naden tussen de geklonken platen, die iets over elkaar lagen, waterdicht te maken, werd er een strookje lood tussen gemaakt. Soms werd er pek tussen gesmeerd. De naden werden dichtgeslagen met een zogenoemde kookbeitel. Het woord koken genoemd in onze streken, is afkomstig van het Engelse “to caulk” dat afgeleid is van breeuwen, waar we al eerder over gesproken hebben.
De scheepstimmerwerf van de Gebr. de Graaf in de Overdiepse polder.
Op vrijdag 28 februari in het jaar 1896 ’s avonds om zeven uur is er een openbare verkoop van het zogenoemde Waspikse veer door notaris Middelkoop van Capelle. Dit vindt plaats ten huize van de familie van den Born, waarin een café en een wagenmakerij was gevestigd. Het te verkopen pand wordt aangeduid als woonhuis en tuin, sectie B no 412 – 477 en 478 en bevindt zich in de Overdiepse polder, tegenover de Kerkvaart. De familie Langerwerf verkoopt het pand en de erbij behorende grond.
Johannes de Graaf, scheepstimmerman te Waspik, koopt voor en ten behoeve van Jacob Abraham de Graaf en Abraham Cornelis de Graaf beiden scheepsbouwmeesters te Waspik en zonen van Johannes de Graaf, daartoe door hen mondeling gemachtigd, het huis en de tuin voor een bedrag van vijfduizend vierhonderd vijf en negentig gulden.
Titels van aankomst: De verkopers zijn in het bezit gekomen van pand en grond, bij versterf van hunne ouders en grootouders Adriana Lips en Thomas Langerwerf, als erfgenamen bij akte van scheiding in 1848 bij notaris van de Meer toebedeeld.
Veerman Thomas Langerwerf liet toentertijd zijn pont, aak en schouw repareren bij Jan Ruijtenberg, scheepstimmerman te Waspik, die overigens de aak had gebouwd voor tweehonderd en dertig gulden in 1852.
Jacob Abraham en Abraham Cornelis hebben ook de veerdienst voortgezet met de pont, aak en schouw.
Er werd aan de westkant van het huis een scheepshelling gebouwd en aangezien hier ruimte genoeg was werd het een dwarshelling.
Hier begonnen de Gebroeders de Graaf met een scheepstimmerwerf.
Links op de foto 3 hellingwagens
In de archieven van het scheepskadaster te Rotterdam en bij de scheepsmetingsdienst te Zevenbergen en ´s Hertogenbosch uit die tijd, worden ijzeren schepen vermeld, die hier zijn gebouwd. Waarschijnlijk zijn er nog wel houten schepen gerepareerd in de beginperiode.
In de jaarverslagen van de gemeente Waspik worden soms aantallen schepen en de totale tonnages van die schepen genoemd van een bepaald jaar. Niet of slechts zelden wordt de bouwwerf genoemd.
De Echo van het Zuiden, een regionaal nieuwsblad, doet soms een opgave van gebouwde schepen in Waspik.
Ook in de Schuttevaer, een schipperskrant, vindt men soms iets over het te water laten van schepen, maar dit alles is niet volledig.
Om iets te weten te komen over de Waspikse scheepsbouw komen we terecht bij het scheepskadaster te Rotterdam en de scheepsmetingsdienst. In het jaar 1835 trad het scheepskadaster in werking.
Als een schip werd gekocht of verkocht maakte men soms een akte op bij een notaris. Dit had vaak te maken met het afsluiten van een hypotheek. Het was echter niet verplicht.
Als er een akte werd opgesteld stond hierin vermeld de plaats en datum van verkoop; de namen van koper en verkoper; het scheepstype en de maten: lengte en breedte; de tonnage, dus de inhoud van het vaartuig.
Soms werd bij de verkoop van een nieuw schip de naam van de bouwer in de akte vermeld.
De akten uit de periode 1835 tot 1926, die in het gehele land werden opgemaakt, zijn terug te vinden in het scheepskadaster te Rotterdam.
Alle akten zijn met de hand overgeschreven in boeken en later op film gezet.Ook eigendomsverklaringen zijn hier in te zien.
De scheepsmetingsdienst.
Historie.
‘Voor vaartuigen welke krachtens art.22 der herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 van een scheepspatent zijn voorzien wordt als vlak van den grootsten toegelaten diepgang aangenomen het vlak als zodanig aangewezen door een der commisien van deskundigen voor de Rijnvaart’.
Dit citaat vormt de basis voor de huidige metingen van schepen en is te lezen in de reglementen Binnenvaart.
Er werd besloten een koppeling te maken tussen het gewicht van de lading en het inzinken van het schip. Hierdoor kan men het gewicht van de lading bepalen door de mate van inzinking van het schip. Deze nieuwe methode werd in 1894 ingevoerd.
In 1899 wordt bij Koninklijk besluit nog een uitbreiding er aan toe gevoegd: het laadvermogen van alle binnenvaartuigen volgens waterverplaatsing te bepalen.
De meting wordt schriftelijk aangevraagd door de schipper of eigenaar van het schip. Het schip moet een ligplaats hebben aan stil zoet water. Het schip wordt gemeten door de scheepsmeter en vervolgens op vier plaatsen geijkt, twee voor en twee achter. Het merk begint met de letter van de plaats van meting.
De gegevens werden opgeschreven in meetboekjes.
De schepen werden in het gehele land op allerlei daarvoor bestemde plaatsen gemeten. Zo kon iemand uit Waspik zijn schip in Groningen laten meten. In Waspik kwamen meestal scheepsmeters van het kantoor uit Zevenbergen. Ook in ’s Hertogenbosch was een kantoor gevestigd.
In het Maritiem Museum te Rotterdam bevinden zich de zogenaamde liggers van de scheepsmetingsdienst. Dit zijn dikke boeken waarin alle metingen van schepen zijn opgeschreven per metingkantoor in ons land, met de hand geschreven dus.
In deze boeken:
Naam van het schip.
Eigenaar.
Woonplaats.
Type schip bv. Boeieraak, zeilschip.
Materiaal: hout, ijzer of staal.
Bouwplaats bv Waspik geen scheepswerf.
Bouwjaar.
Maten: lengte, breedte, tonnage (inhoud schip).
Volgens de liggers van de scheepsmetingsdienst die zich bevinden in het archief van het Maritiem Museum te Rotterdam zijn er in Waspik in de periode 1884 tot ca 1930 ongeveer 380 ijzeren schepen gebouwd.
Bij de familie Ruijtenberg zijn in deze periode, volgens de in het werfarchief aanwezige schepenlijst ongeveer 245 ijzeren schepen gebouwd. Dus uitsluitend nieuwbouw en geen verlengingen of verbouwingen, wat natuurlijk ook gebeurde.
Als we dit in mindering brengen op het totaal van 380 geregistreerde schepen blijven er 135 ijzeren schepen over. Deze 135 stuks moeten dus gebouwd zijn bij de familie de graaf èn de familie van der Rijken samen. Het blijft wel een schatting. We weten niet precies hoeveel en welke schepen bij de familie de Graaf gebouwd werden.
Het personeel.
In de jaarverslagen van de gemeente Waspik worden vanaf 1851 de scheepstimmerwerven vermeld met het aantal mensen dat er werkte en soms het dagloon. Vanaf de eerste verslagen in 1851 werden 3 scheepstimmerwerven genoemd.
Dit waren naast Rochus de Graaf, Jan Adriaan Ruijtenberg en Cornelis Ruijtenberg, die via Cornelis de Zwart in het bezit was gekomen van de scheepstimmerwerf van Daniel Sneeuw.
Het aantal werknemers van deze werven bedroeg in totaal tussen de 15 en 21 mensen, wat aangeeft dat het slechts kleine werven waren.
In het verslag van 1855 werd het dagloon vermeld dat 1 gulden tot 1 gulden en 20 cent bedroeg.
In 1859 waren er 3 blokkenmakers, 3 pompenmakers en 1 zeilmaker in Waspik werkzaam.
Gegevens over de verdeling naar werf van deze werknemers zijn niet vermeld in de verslagen over deze periode.
Vanaf 1895 wordt de werf van de Graaf apart genoemd:
In 1895 werkten er 31 mannen en 7 kinderen.
In 1903 11 mannen en 3 kinderen.
In 1920 bij de gebr. de Graaf in het overdiep 7 mannen en 1 jongen.
In 1921 7 mannen en 2 jongens.
In 1924 5 mannen en 2 jongens.
In 1925 - 1927 5 mannen en 2 jongens.
Dit zijn alle beschikbare gegevens uit de gemeenteverslagen van Waspik, betreffende het personeel van de familie de Graaf.
In 1915 sluiten sluiten de gebroeders nog een contract met schipper C. Stoop te Made voor de bouw van een klipperschip van ca 110 ton, doch toen dit in november 1918 nog niet voor de helft klaar was nam de familie Ruijtenberg dit casco over. Zij gingen met hun eigen mensen het casco van de laatste huidplaten voorzien op het overdiep, waarna het werd versleept naar hun werf in de haven. Het schip wordt daar afgebouwd en vervolgens verkocht. Het staat nu te boek als bij Ruijtenberg gebouwd in 1919. Het is in 1925 eigendom van schipper Th Kik te Fijnaart onder de naam ‘Lena’. In 1972 is het eigendom van Jac. van der Pluijm te Raamsdonksveer, die het dan verkoopt naar Engeland waar een expert van Lloyds verzekeringen Mij. het gaat ombouwen tot jacht.
Tot 1932 repareren de gebroeders nog schepen, maar door de komst van de crisisjaren en het gebrek aan opvolgers wordt het bedrijf gesloten. Verschillende personeelsleden zijn nadien bij de familie Ruijtenberg gaan werken.
In het jaar 1950 is de dwarshelling in het Overdiep opgeruimd.
De familie de Graaf is in Waspik bijna 100 jaar in het bezit geweest van een scheepstimmerwerf.
Floris de Graaf was reeds overleden 13 juni 1918 te Roosendaal en zijn broer Jan 4 oktober 1922 te Waspik.
De ijzeren schepen gebouwd bij Johannes de Graaf.
Het eerste ijzeren schip 1889 voor Marcelis Corneliszn Verschure en ook nog een in 1889 voor L.J. Populier een sleepkaan lang 58,19 m, breed 8,08 meter, 621 ton genaamd Maria Elisabeth.
1890.
Een ijzeren jacht voor schipper H. Mulder te Puttershoek en een zeilklipper voor G. Blom, schipper te ’s Gravenmoer, lang 38 meter, breed 6,06 meter, 253 ton. Ook werd de kiel gelegd in dit jaar voor ene van der Pluijm uit Dussen. Een boeieraak “de struisvogel” voor J. Lips te Moerdijk, lang 13,67 meter, breed 4,04 meter, 32 ton.
1891.
Een stevenaak voor Julius de Wijs uit Wagenberg, lang 23,50 meter, breed 4.63 meter, 90 ton.
Een klipper van 150 last (is 300 ton) voor J van de Waarden. Ook werd de kiel gelegd voor eenzelfde soort schip.
Voor Nicolaas Poppelier 2 zeilaken van ca 17 last.
Een boeieraak voor E. Anemaat te Made, genaamd “Adriana”, lang 12,44 meter, breed 3,72 meter, 22 ton.
Een boeieraak van 26 ton voor Gerdina Driessen, weduwe van Jan van Bracht uit Made en de “Reintje” een schip van 300 ton, soort schip en opdrachtgever onbekend.
1892.
Een stevenaak “Marjok”, eigenaar onbekend, lang 28,65 meter, breed 5,45 meter, 243 ton.
1893.
Een zeilschip van 60 lasten voor Jan van Strien te Raamsdonk en de kiel gelegd voor een schip van 80 lasten voor G. Hatenboer uit ’s Gravenmoer.
De “Nestor” voor Cornelis van Daal te Rotterdam.
In januari 1894 lagen alle werven stil door de strenge winter.
In een verslag van de Kamer van Koophandel te Waalwijk lezen we dat in het afgelopen jaar 1894, 19 ijzeren schepen zijn gebouwd in Waspik en dat er 110 ijzeren en houten schepen waren met Waspik als domicilie. Het is niet bekend hoeveel van de 19 schepen bij de graaf zijn gebouwd.
1895.
“St Hubert” voor H van de Heiden, schipper te Rotterdam
Afb. Kadaster v.d. Heiden
“Adjo” opdrachtgever onbekend, lang 37,40 meter, breed 6,07 meter, 243 ton.
1896.
“Regentes” een ijzeren rijnschip (sleepkaan) en een boeieraak van 16 lasten en een sleepkaan genaamd de “Fridusia” voor W. Bossers te Raamsdonksveer.
1897.
Een overdekt aakschip voor Christiaan Hamel, schipper te Waspik, genaamd “Trio”
Afb. Kadaster C. Hamel
“Geertruida” type boeieraak, voor G. Bossers te Made.
Afb. Kadaster G. Bossers
1897
Een rijnaak van 225 last, eigenaar onbekend.
We zien rond deze tijd de sleepschepen verschijnen. De sleepkanen werden getrokken door sleepboten, ook werden opduwers gebruikt, die de schepen voortduwden. Dit waren vrij kleine boten, waarin een motor stond. Ook werd gebruik gemaakt door zeilschepen bij bv weinig wind van een zijschroef, de zogenoemde “lamme arm”
De zijschroef liet men met een kleine lier in het water zakken naast het gangboord. Op het voordek stond de motor met een overbrenging naar de as van de schroef.
Hierna kwamen de motorschepen.
1901.
Een motorklipperschip van staal “Maria”, eigenaar onbekend, lang 25,75 meter, breed 4,50 meter, 115 ton.
1906.
Een klipperaak voor Mathijs van Groezen Adr.zn. te Made genaamd “de nieuwe zorg”.
Model Klipperaak te zien in het Scheepvaartmuseum te Delfzijl.
Dit type schepen werden in Waspik gebouwd, ook bij de familie de Graaf. Zij hadden de kop van een klipper en de kont van een aak, wat meer laadvermogen betekende. Het schip werd Waspikker genoemd.
1908.
Een klipperaakschip voor H. v.d. Sint te Ginneken, lang 28,20 meter, breed 5,87 meter, 172 ton met zijschroefinstallatie aan stuurboordzijde. Bij de tweede meting in 1935 werd deze zijschroefinstallatie in de meetbrief vermeld, dus is deze waarschijnlijk rond deze tijd aangebracht.
1909.
Een zeilklipper van staal voor P Avontuur te Made, lang 28,75 meter, breed 5,09, 160 ton.
1912.
Een motorschip van staal voor A en C Anemaat, lang 24,50, breed 4,89, 114 ton.
1915.
Een motoraakschip van staal genaamd “de vertrouwen” lang 22,55 meter, breed 5,10 meter, 101 ton.
Dit zijn de ijzeren schepen die door mij zijn achterhaald. Er zijn natuurlijk nog meer schepen gebouwd.
Dat de Waspikse scheepsbouw hoog in aanzien stond blijkt onder meer uit het volgende artikel uit de ‘Echo van het Zuiden’ van 1914:
Waspik. Als bewijs dat de scheepsbouw in deze gemeente niet behoeft terug te staan kan dienen, dat alhier werden te water gelaten, twee nieuwe aakschepen, als:
Een van de werf van den heer J. de Graaf, groot 160 tonnen voor schipper L. Tak alhier en de andere van de werf van den heer P.A. Ruijtenberg, groot 140 tonnen voor schipper A. Kamp uit Raamsdonksveer.
Deskundigen roemen zeer de krachtige en nette bouworde dier beide vaartuigen.
Dan volgen nu de ijzeren schepen gebouwd bij Gebroeders de Graaf in het Overdiep.
1902.
Een overdekt zeilklipperschip genaamd “Op hoop van zegen ”, 60 lasten voor Machiel de Jong Corneliszn, schipper te de Werken.
Afb. Machiel de Jong
1906.
Een schip van 147 ton, eigenaar onbekend.
1907.
Een boeieraak, gebrand 213 ’s-Hertogenbosch, 1400 gulden.
Een open aakschip genaamd “Maria”, 11 lasten voor Cornelis Prinsen Willemszn te Dussen.
1910.
Een motorboeierschip, 30 pk genaamd “Vooruitgang”, voor Gebr. de Graaf, lang 21,40 meter, breed 4,34 meter, 76 ton.
1914.
Een motorboot genaamd “Catharina Maria”, 16pk voor Salomon en Simon van der Sluijs.
Een boeieraakschip genaamd “De vier gebroeders”, 88 ton voor Thomas Krik.
Tot zover de mij bekende schepen, gebouwd bij de Gebroeders de Graaf.
Han Smits.
Bijlage I. Schepenlijst
Download hier de complete bouwlijst in Excel, verzameld en opgesteld door Theo Ruijtenberg
Bronnen:
Gemeentearchief Waspik, Nieuwendijk, Drimmelen.
Scheepvaartmuseum Delfzijl.
Maritiem Museum Rotterdam
Scheepskadaster archief Rotterdam
Sopers: Schepen die verdwijnen
H. van Kampen en H. Kerskens: Schepen die voorbijgaan
G. Groenewegen