Aflevering 15: De scheepstimmerwerf van de familie Van der Rijken (deel 4 : De werf Oostzijde Kerkvaart)
Werf oostzijde Kerkvaart.
De scheepstimmerwerf van de gebroeders van der Rijken beschikte over een kleine langshelling, waarop de schepen werden “gewonden”. De schepen werden echter steeds groter zodat er nodig wat anders moest komen, in dit geval een dwarshelling. Zij huurden daartoe grond aan de oostzijde van de Kerkvaart. Om op dit land, C 1, te kunnen komen was er in 1899 een erfdienstbaarheid met de firma Ruijtenberg.
Op 20 mei 1899 werd aan de gebroeders van der Rijken vergunning verleend om op het perceel, Gemeente Waspik, sectie C nr.1, de hellingen van de aldaar bestaande scheepswerf gedeeltelijk onder water te leggen.
Vergunning werf oostkant
Naar aanleiding van de plannen tot oprichting van een scheepswerf op het perceel C1, ontvingen de buren, de firma Ruijtenberg, een schrijven van de gemeente Waspik, waarin kennis werd gegeven, dat door de gebroeders van der Rijken een vergunning werd aangevraagd tot het oprichten van een scheepswerf op sectie C1. Bezwaren kunnen worden ingediend zaterdag 24 februari om 10 uur ten gemeentehuize. De brief was ondertekend door Burgemeester F. Kamp A.zn.
Sectie C1 was een perceel dat ligt aan de oostkant van de Kerkvaart, tegenover de bestaande scheepstimmerwerf. Op 10 maart 1900 werd de gevraagde vergunning verleend.
De volgende artikelen stonden in ‘de Echo van het Zuiden ’:
I
"Waspik 16 september 1899. Het grootste tot hiertoe gebouwde schip “Elise”, groot 800 last of 1600 scheepston voor rekening van de heer Sebert van Strien alhier, liep heden met gunstig gevolg van den scheepswerf van de gebr. van der Rijken alhier, te water. Dit rijnkasteel is 86 meter lang en 10,20 m breed bij 2,60 m diepgang. Het solied van ijzer en staal vervaardigt, voorzien van alle gemakken, doelmatig, naar de nieuwste vindingen ingericht, het strekt den scheepsbouwmeester tot aanbeveling die weder het bewijs levert zijn vak volkomen meester te zijn.
Het strekt tevens de ondernemende heer van Strien, eigenaar en gezagvoerder van den grootste bodem der Waspikse vloot ter eere”.
II
“De Waspikse schippersvloot die zich in grootte en getal meer en meer uitbreidt, bestaat thans uit 107 groote en kleine schepen”.
De vergunning
De scheepmakers gebruikten ijzeren open bakken om het materiaal voor de te bouwen schepen over te varen van de west- naar de oostkant van de Kerkvaart.
In het jaar 1904 op 10 december verzoeken de gebroeders een overbrugging te mogen maken over de Kerkvaartse haven ter verbinding hunner scheepstimmerwerven, respectievelijk gelegen ten westen en ten oosten der Kerkvaartse haven en reeds op 15 december is er antwoord van de Gemeenteraad; zij krijgen toestemming om een brug te bouwen, zij het onder strikte voorwaarden.
De brug
Op 12 maart 1906 kopen de gebroeders van der Rijken, Nicolaas Cornelis en Wilhemus Marinus, van Gerrit van der Hoeven, landbouwer te Capelle, een perceel hakhout onder Waspik, Dijkend en Blok, sectie G 359, groot 50 a 70 ca, koopsom f 137,50. Dit is aan de westkant van de Kerkvaart.
Nadat eerst de uitbreiding van de werf aan de oostkant op gehuurde grond plaatsvond, werd op 30 april 1914 de grond door de gebroeders aangekocht:
Voor Bastiaan Adriaan Middelkoop, notaris te Capelle verschenen:
a. a. Johannes Josephus de Glas manufacteur
b. b. Johannes Smits landbouwer
c. c. Bartholomeus Zijlmans landbouwer
d. d. Sebertus van Strien zonder beroep
e. e. Antoine Johannes Brokx leerlooier
Allen wonende te Waspik, tesamen uitmakend het Burgerlijk Armbestuur te Waspik, die verklaren te hebben verkocht aan Nicolaas Cornelis van der Rijken en Wilhelmus Marinus van der Rijken, scheepsbouwmeesters te Waspik:
Onder Waspik in sectie C een NW deel van nummer 452, schuur en hooiland thans liggende als scheepstimmerwerf, geheel groot 64 a 70 ca.
De begrenzing tussen het verkochte en het onverkochte deel van nr.452 loopt aan de oostzijde en de zuidzijde over het hart der palen, geplaatst als volgt:
één op de NO hoek van het verkochte op een afstand van 6 m, gemeten uit het midden der sloot aan de oostzijde langs het kadastrale nr. 452 lopende,
één in het midden van de oostelijke grens van het verkochte op een afstand van 6.20 m uit het midden van voormelde sloot,
één tegenover het sluisje in de waterloop “de oude straat” op een afstand van 15,85 m gemeten uit de noordelijke gevel van het op die sluis staande gebouwtje.
De westelijke en noordelijke grens van het verkochte deel vallen samen met de kadastrale begrenzing van nr. 452.
De smid.
Op de plaats, waar nu de Diepenbrockstraat begint in de Veerstraat stond in vroegere jaren een smederij van Gerardus Snels, later Adrianus Snels. Deze smederij werd overgenomen door smid Johannes van Berkel. Deze kocht in 1877 het huis nu Havendijk 14 van Mathijs van de Hoeven. Dit huis werd in 1908 herbouwd. Het werd, of was al, een lierensmederij annex woonhuis. Hier werden lieren gemaakt voor de Waspikse scheepstimmerwerven.
In de vijftiger jaren (20e eeuw) werd het een brandweerkazerne.
De zeilmakers.
In deel 9 van deze geschiedenis werden door mij enkele zeilmakers genoemd. In Waspik is weinig hierover te vinden. In Raamsdonk op het Veer echter waren zeilmakers gevestigd, daar hier al vroeg scheepstimmerwerven waren. Twee, vroeger bekende, zeilmakers waren de familie Wuijten en Ribbens, die toevallig beiden uit Zierikzee kwamen van oorsprong. Gerrit Ribbens vestigde zich rond het jaar 1900 aan de haven in Raamsdonksveer toen Kerksloot genoemd.
Huis zeilmakerij Ribbens.
Tot 1954 oefende hij zijn beroep hier uit er was geen opvolger.
De familie Wuijten heeft 5 generaties schepen opgetuigd. Dat waren Jan afkomstig van Zierikzee geboren in 1776, Bastiaan geboren 1816, overleden 1893, Jacob geboren 1856, overleden 1899, Gijsbertus geboren 1883 en tenslotte Jacob, hij was de laatste zeilmaker tot ongeveer 1970.
Ongetwijfeld zullen hier zeilen zijn gemaakt voor Waspikse zeilschepen.
Er is van deze zeilmakers geen archief aanwezig.