Aflevering 6: De periode na 1800 (deel 1)
In de eerste 5 afleveringen van de geschiedenis van de scheepstimmerwerven van Waspik, hebben we beschreven welke soorten houten zeilschepen in Waspik werden gebouwd, wie ze bouwden en voor wie ze bestemd waren. Dit was in de periode 1720 tot 1808.
De scheepstimmerwerven waren gelegen aan “den polders sijdijck” aan de westkant van de Kerkvaart.
Er werden een behoorlijk aantal bijlbrieven gevonden in het Rechterlijk Archief van Groot Waspik, van de toen zich hier bevindende scheepstimmerwerven te weten:
- Hendrik van den Hoeck en Jan van den Hoeck
- Gerrit van Kinderen
- Jan Borstlap, Dirk en Thomas Borstlap
- De fam Ruijtenberg, Adriaan, Gerardus en Johannes
- Daniel Sneeuw, deze bouwde , zover bekend, geen nieuwe schepen maar kocht oude schepen, die hij later na een opknapbeurt weer verkocht.
De Franse Tijd
In maart 1793 vorderden de Fransen de in de Waspikse havens liggende schepen, 21 in getal, waarvan er een uit Drongelen en een uit Capelle afkomstig was.
De Waspikse vaartuigen waren de volgende:
1 schip van 28 last (1 last = 2 ton), 1 schip van 22 last, 4 van 14 last, 2 van 13 last, 1 van 12 last, 3 van 8 last, 2 van 3 last, 1 schuit, 1 schouw, 3 vaartuigen, 2 vletterschuitjes.
Bovendien werden de Waspikse scheepsbouwers in Geertruidenberg aan het werk gezet door de Fransen. Dit waren G. Hasebosch, Thomas Borstlap, A. Brouwers, L.G. Ruijtenberg en J. Ruijtenberg. De laatste is niet zeker. Zij hebben daar 10 à 13 dagen aan de schepen en affuitwagens moeten werken.
Rond 1805 waren er 3 scheepstimmerwerven voor de reparatie en bouw van houten schepen in Waspik, die aan ongeveer 18 arbeiders werk verschaften.
De Franse tijd hield een andere vorm van registratie in. Vanaf het jaar 1811 ongeveer werden de schepen geregistreerd bij de zogenaamde “Rechtbank van eerste aanleg”. De betreffende stukken zouden zich bevinden in ’s-Hertogenbosch waar zo’n Rechtbank gevestigd was, doch na intensief zoeken in het Brabants Historisch Informatie Centrum (B.H.I.C.) bleek dat dit centrum niet in het bezit was van deze stukken.
In het jaar 1811 vindt er een registratie plaats van alle Waspikse schippers in de vorm van een eigenaarverklaring. Het zijn notariële akten, die werden opgemaakt met getuigen. Er zijn een behoorlijk aantal van deze in het Frans gestelde notariële akten gevonden, waarin vermeld wordt:
Naam en woonplaats van de schipper/eigenaar
Type schip, de plaats waar het gebouwd is en in welk jaar.
De scheepstimmerwerf werd niet vermeld.
Schepen volgens eerder genoemde akten in Waspik gebouwd waren de volgende typen:
Hengstschuyt, praam, aak, poonschuyt, amas en hama. De laatste 2 typen, in het Frans aangeduid, zijn nog niet duidelijk geworden.
Bij de eigenaarverklaringen van de Waspikse schippers waren opvallend veel tjalken, doch deze waren bijna allemaal gebouwd in Friesland. Ook schepen in Capelle gebouwd zijn bekend geworden uit deze verklaringen.
In het jaar 1838 kwam de registratie der schepen terecht bij het kadaster en vanaf 1898 werd de Scheepsmetingsdienst ingesteld. De in Waspik gebouwde schepen werden gemeten door mensen uit Zevenbergen en ’s-Hertogenbosch en vervolgens geregistreerd in de boeken van deze dienst. Het maritiem museum Prins Hendrik te Rotterdam is in het bezit van deze boeken, die liggers worden genoemd. Hier komen we te weten het bouwjaar, de datum en de plaats van meting, de inhoud van het schip en de eigenaar. Niet altijd wordt de werf genoemd waar het schip gebouwd is.
De scheepstimmerwerven van de familie Ruijtenberg.
In aflevering 4 staat beschreven dat Johannes Ruijtenberg door het overlijden van zijn broer Adriaan in het bezit is gekomen van de scheepstimmerwerf. Op 37 jarige leeftijd huwt deze Johannes Ruijtenberg met Willemijna Liesveld die in Waspik is geboren en dan 20 jaar oud is. Ze krijgen 7 kinderen.
In het jaar 1819 op 17 september bouwt Johannes een damschuijt voor Jacob Hendriksz van den Heuvel uit Almkerk ‘met alle deszelfs toebehoren’, lang 45 ½ voet, breed buitenwerks op het hangen van het zwaard 12 ½ voet, hol op de buitenkant van de buiteling tot de onderkant van de uitwatering 3 voet, 7 ½ duim.
Op 13 juli 1821 koopt Johannes bij een openbare verkoop het tjalkschip “De jonge Elisabeth”, Lang 45 ½ voet, Wijt buitenwerks op het hangen van het zwaard 12 ½ voet, voor de somma van 700 gulden. Deze tjalk zal door Johannes na een opknapbeurt weer verkocht zijn.
Op 20 juni 1827 overlijdt Johannes Ruijtenberg, nog geen 58 jaar oud. Alle kinderen zijn nog minderjarig en weduwe Willemijna gaat de scheepstimmerwerf leiden. Ze gaat met haar zoons nog twee jaar door, maar ziet geen kans een door Johannes eerder geleend bedrag af te lossen.
De scheepstimmerwerf wordt in beslag genomen en openbaar verkocht. Uit de stukken blijkt dat bij de Gerechtelijke verkoop van een huis, loods, scheepstimmerwerf enzovoorts, onder Groot Waspik, toebehoord hebbende aan de weduwe van Johannes Ruijtenberg en kinderen, is toegewezen aan Gerrit Vermeulen Janz, koopman te Waspik, voor 1100 gulden.
De omschrijving der goederen:
Een huis gekwoteerd no 138 loods, scheepstimmerwerf met alle aanhorige gereedschappen, erf, bepotingen en beplantingen, staande en gelegen te Groot Waspik, Canton Waalwijk, arrondissement ’s-Hertogenbosch, Provincie Noord-Brabant belend oost de vaart of haven met den polder, Zuid de weduwe van Huibert Kamp en noord de weduwe Jan van Wijk enzovoorts.
Na het inzetten, opbieden en afmijnen wordt aan de procureur-generaal van den Berg de werf toegewezen, die zegt te handelen in opdracht van de heer Gerrit Vermeulen van Eethen en Drongelen, koopman, wonende te Waspik. Op 17 maart 1829 is de koop officieel. De familie Ruijtenberg is wel blijven werken en wonen op de scheepstimmerwerf.
Op 5 september 1834 overlijdt de oudste zoon Johannes, 25 jaar oud. De andere twee zoons Jan Adriaan en Cornelis, respectievelijk 22 en 17 jaar oud moeten nu samen het werk doen.
Na 6 jaar besluit Gerrit Vermeulen de in 1829 verworven scheepstimmerwerf weer van de hand te doen. De familie Ruijtenberg krijgt de voorkeur en we zien dan op 17 september 1835 ten overstaan van Jan Pieter van de Meer, notaris te Waspik, dat de werf verkocht wordt aan Jan Adriaan Ruijtenberg en zijn zuster Maria.
Een scheepstimmerwerf met huizinge, loods, hellingen, gereedschappen, erf en tuin, gelegen te Waspik aan de Kerkvaart, sectie G, no. 347, 348 en 349 groot 17 roeden, 26 ellen, belend oost de haven, west de heer de Bont, zuid Adriaan de Jong, noord de weduwe van Beek. De verkooppenningen bedragen 1800 gulden.
We zien hier voor de eerste maal dat de onroerende goederen met een sectienummer worden aangeduid, dat ontstaan is met de invoering van het kadaster. De hier vermelde nummers waren gelegen op de plaats waar later Pieter Adriaan Ruijtenberg werd geboren in 1852 en waar hij tot 1935 woonde. Dit huis bestaat nog steeds en is tegenwoordig bekend als Scharlo 26. We kunnen dus gerust aannemen dat de eerste in 1744 gestichte, van Jan Janse van den Hoeck gekochte scheepstimmerwerf eveneens op deze plaats gevestigd is geweest.
De familie Ruijtenberg bestaat in 1835 uit moeder Willemijna, 48 jaar oud, dochter Maria, 28 jaar, zoon Jan Adriaan 23 jaar en zoon Cornelis 18 jaar oud en nog twee dochters Petronella 15 en Adriana 11 jaar oud.
Jan Adriaan heeft de leiding van de scheepstimmerwerf, maar ziet geen kans de aflossingen op tijd te voldoen. Cornelis neemt de werf van zijn broer Jan Adriaan over, die bij hem in dienst blijft.
Op 26 maart 1842 huwt Cornelis met Antonetta Sagt. Ze krijgen 13 kinderen. De dag voor het huwelijk vindt de transactie tussen de broers plaats. De kooppenningen bedragen 1800 gulden.
De scheepstimmerwerf van Cornelis loopt goed.
Als Daniel Sneeuw overlijdt wordt die werf verkocht aan Cornelis de Swart, koopman te Raamsdonk voor 2300 gulden. 10 Dagen later op 9 juni 1845 koopt Cornelis Ruijtenberg de werf van Cornelis de Swart. Het is deze scheepstimmerwerf die in 1866 door Johannes van de Rijken wordt gekocht. Cornelis bezit nu dus twee scheepstimmerwerven en hij stelt Jan Adriaan aan als beheerder van de oude werf. Als op 2 november 1847 moeder Willemijna overlijdt, blijft Jan Adriaan alleen achter in het ouderlijk huis. Jan Adriaan wil de oude scheepstimmerwerf terugkopen van broer Cornelis, dit gebeurt op 15 juli 1848. De koopsom bedraagt 1550 gulden.
Tot op heden zijn geen nieuw gebouwde schepen van Cornelis bekend. Cornelis verkoopt zijn werf en koopt een boerderij in Capelle en in 1867, als hij 50 jaar oud is, gaan ze daar wonen.
We gaan verder met Jan Adriaan, die dus zoals gezegd op 15 juli 1848 zijn werf begint. Hij trouwt 3 maanden later met Alida de Roon. Hij is 36 en zijn vrouw 22 jaar. Ze krijgen 7 kinderen. Vanaf 1852 kunnen we de werfactiviteiten van de familie Ruijtenberg vrij nauwkeurig volgen, omdat vanaf dit moment werf- of werkboeken door Jan Adriaan werden bijgehouden.
Vanaf 1852 tot aan het eerste ijzeren schip in 1884 zijn een 15-tal boeken aanwezig. In deze boeken zijn in het klad en in het net alle dagelijkse werkzaamheden op de scheepstimmerwerf opgeschreven. De gemaakte uren, dat wil zeggen, de eerste tijd wordt gesproken over dagen, halve dagen en schof (kwartdag). Soms worden de namen van de knechts vernoemd en de gebruikte materialen worden genoteerd. In deze boeken komen ook een behoorlijk aantal bestekken voor. Soms uitvoerig, soms beknopt. Geen tekeningen. Alleen lengte, breedte en holte wordt vernoemd. Over de tuigage, het staande en lopende want is weinig of niets te vinden. Bij de bestekken is het ook niet altijd duidelijk of niet aan te tonen, dat het schip ook daadwerkelijk gebouwd is en voor wie. Soms wordt gewoon begonnen met de bouw van een schip en is geen bestek te vinden.
Jan Adriaan heeft niet zo´n heel mooi handschrift en schrijft de benamingen op zoals hij ze uitspreekt. Bijvoorbeeld: Schremoer voor ´s-Gravenmoer en Rammesdong voor Raamsdonk.
Er wordt gemeten in Amsterdamse voeten. Een voet is 11 duim. Een duim is 2,57 cm. De dikte van het hout wordt aangeduid in Engelse duimen. Een duim is 2.54 cm. Dit zal te maken hebben met de houthandel, die andere maten hanteerde.
Met bossen riet worden de planken, boorden genaamd, in de juiste vorm gebrand.
Met mos en later ook met klouwerk, hennep en vlasvezels, worden de naden tussen de boorden dichtgemaakt, wat kalefaten wordt genoemd, waarna de pekjongen met warme pek de naden afwerkt met behulp van een sajetkwastje. Het kalefaten of breeuwen gebeurde met een kalefaatijzer, een soort beitel en een kalefaathamer, een speciale palmhouten hamer.
Breeuwhamer en breeuwijzers afkomstig van de familie Joosen. Sinds 1862 timmerlieden op de scheepstimmerwerf.
Bij reparatie of onderhoud onder de waterlijn werden de schepen ‘gewonden‘, wat wil zeggen, op de helling gedraaid. Er zijn dwarsscheepse zowel als langsscheepse hellingen. Dit had vermoedelijk te maken met de beschikbare ruimte op de scheepstimmerwerf. Ruijtenberg had dwarsscheepse hellingen.