Aflevering 7: De periode na 1800 (deel 2, werfboeken 1 t/m 8)
In boek 1 op de eerste bladzijde maken we kennis met Thomas Langerwerf, veerman te Waspik. Hij woonde over het Oude Maasje en bezat een pont, een aak en een schouw, naar gelang het ‘overzetwerk’ gebruikt.
Een aantekening:
20 november Den nieuwen aak geleverd van 230 gulden toe. Ik heb gehad 16 bos riet, 12 schapevet, 2 mud aardappel, 18 kool in 1852, 25 kool in 1853 en 1 mud aardappel. In 1854 15 spek enz.
Gedeeltelijk werd in natura betaald.
De toentertijd houten veerponten moesten nogal eens op de helling voor onderhoud. Vooral de kleppen waar de paarden met karren, die beladen waren met allerlei land bouwproducten, op en af reden gingen nog al eens kapot. De ponten en aken van Raamsdonk, Keizersveer, Capelle, Drongelen en Waspik kwamen allemaal bij de scheepstimmerwerf van Jan Adriaan ter reparatie.
Een aantekening uit het boek uit 1853:
Jan Schouten een niev Zwaart gehad en met C Lisp (Lips) zijn schuit mede Gegeven na Dort (naar Dordrecht) den 11 november 1855 kost 37/50 Zwaart is lank 13 voet en 7 duim breet den Kop 17 duim daar breet 5 duim agter breet 6 voet en 6 duim. 24 duim van agter af.
Jan Adriaan heeft een klein aantal mensen in dienst gehad. Hij repareerde aken, schouwen, statietjalken, en tjalken, schuiten, ponen en praamschuiten.
Er is een Brabantse schuit, maar het Brabantse is nooit vermeld gevonden in de boeken. De naam schuit werd voor diverse vaartuigen gebruikt.
Er zijn in de werfboeken van 1852 – 1864 een groot aantal reparaties vermeld. In de boeken 1 t/m 4 enkele honderden. Dit om een indruk te geven wat er zoal te doen was bij Jan Adriaan. De nieuwgebouwde houten schepen bij Jan Adriaan Ruijtenberg.
1852 een aak voor Thomas Langerwerf te Waspik, 230 gulden
1854 een aak voor Cornelis Waas van Raamsdonk, 315 gulden
1857 13 oktober een aak voor Johannis van de Pluijm
1860 een aak voor Jan van Schendel Rotterdam ,lang 44 voet, 500 gulden
1862 een aak voor H Zellemans (zijlmans),155 gulden
1863 P van de Pluijm 1 aak met gedeelte eigen hout gebouwd
Van bovengenoemde aken zijn geen bestekken gevonden. Het oudst bewaard gebleven bestek van de familie Ruijtenberg is geschreven door Jan Adriaan in het voorjaar van 1865.
Bestek van een nieuwen Aak voor Antonie Korsten
Lank Boven over hevel en Steven tagtig voet en Alles moet zijn AmSterdamsche maat en orde naar van dikten den helf dik drie duim den Steven dik Acht duim lank en Breed na Behoren het Stuk dik twe en een tweden duim Van twe en drie lentes met haak laasses op drie leggers of Stomp Als de plank niet te breed is de leggers voor dik Zes duim Achter dik vijf duim Van elkander veertien en vijftien duim tusZen ider een legger een Ziter niet Minder dan een voet op Hak op ider een legger een oplanger op neer Boord dik 4 dm. Booven drie duim om den Anderen Zitter een knie onder Gaanboord het zaathout dik drie duim van twee lentens voor van den heefbalk tot den Steeven en Behoorlijk Breed den heef baalks dik Acht of Zeeven duim Breed dat het Stuk en heef Goed op vas kan Gemaak worden de Vrangen dik Vier en een tweden duim van twe lentens de overe wijGering dik een en een tweden duim de BandwijGering van twe lentens van voor uit den koop tot Aan de poorten dik twe duim Behoorelijk Breed Vollingen twee hoog Mast Gebend dik zes duim Behoorelijk Breed drie Slaap voor in dik twee duim een mildel Gebend Behoorelijk Breed en krom het Schil Gebend voor en achter en paveljoon Gebend met drooGe Waater loopen de Gebenden dik onderdek dik 4/2 duim. de pleg Balken dik drie en een tweeden duim een val GeBend dik vijf of vier en een tweden duim de Paveljoon balken dik drie duim 2 banden in paveljoon dik twe duim daar de dekbalken in vasten dek dik Vijf kwartiers twe lijst van den Bolder tot den Steven van 2 lenten dik vier duim en niet laasZen bij schil voor en Achter plig dik twe duim Achte plig Zoo lank dat Zij er op woone kunen of uit het paveljoon schil 7 of 8 voet Na de schip Zijn verKizen het een Schil is voor den Schipper maar den Aannemer zal drie Schilden leeveren twe van drie duim. en een van twe duim den denboom dik twe en een tweden duim Behoorelijk breed Bine Gaan Boord dik twe duim van twe lenten de Boejen dik drie duim Schiten tot de Poorten van twe lentens Krome Boejen dik twe duim Buite Gaanboord dik drie duim van een lenten Zoo ver het kan de Scheer Gaan dik twe en een tweeden duim Van twe lenten de Berghouten dik drie duim de Boorden dik twe duim van twe en dril enten den Breegaan of Neerboord dik 2 dm Breed na BeHooren de Buit helling dik twe duim op een Gaan na teGen Zaathout die van een en een tweeden duim en een Klamp op Zaathout daar den Kooker in staa den Kooker dik boven 4/2 duim onder dik 3 duim Voort Beeten roer Zwaarden Klossen en Klampen na den ijs van vaartuig en is voor den schipper Zijn Reekening luik Achteronder en voorRonder Schotten rol spijkers en verder ijzer maar ijzer zal denAannemer op zijn plaas moeten brengen en teegen Smeer preZenning Maar den Aannemer Zal het Schip goed moeten Kallevaaten met 2 draaden en Goed nagellen en voor en Achter ronde luiken maken met vaste lijsten en dit Alles Zal van Goed ijhout Gemaakt moeten worden zonder vuur of Kwade kwasten en buiten Geen Spend maar wel een Stukj en binnen boven Zoo min Spend Als het mogelijk en Schip zal Klaar moetten Zijn Mei een duizend zes en zestig een maan vroeger of laater is ook goed en is AanGenoomen voor een Zom van Vier duiZen Gulden maar den baas zal tot Korting neem de ouwe talkj met mast roer en Zwaarden en Staander want voor een Zom Van vijf honder Gulden maar den Schipper zal het Goed moeten onderhouden en Alle Schaade en Stuken is voor zijn Rekening.
Rekening voor schipper Korsten met meerprijs voor wijzigingen en inruil tjalkje.
Het eikenhout kwam van Dordrecht van de Gebroeders van de Weg, die het waarschijnlijk in Duitsland kochten. Het hout kwam daar meestal vandaan en kwam in vlotten de Rijn af en werd in Dordrecht of Rotterdam gezaagd met windmolens.
Jan Adriaan overlijdt op 20 juni 1865 op 52 jarige leeftijd. Een dag voor zijn overlijden benoemt Jan Adriaan, Pieter de Roon uit Capelle tot voogd. Deze Pieter de Roon was schipper geweest en was zijn schoonvader. De kinderen van Jan Adriaan zijn allen minderjarig. Johannes de oudste is 14 jaar, Pieter Adriaan is 13 en de overige kinderen tussen de 5 en 11 jaar. Pieter de Roon treedt ook op als bewindvoerder van de werf, maar geleidelijk aan gaat Johannes , de oudste zoon de werf leiden.
Uit de periode 1866 – 1870 zijn een aantal boeken nl 5 - 6 - 7 en 8 waarin we kunnen zien dat zowel Johannes als Pieter de Roon hierin aantekeningen hebben gemaakt. Het eerste boek dat Pieter de Roon in gebruik neemt, boek 5, vermeldt op het kaft:
‘Dit boek is men begonnen te schrijven den 15 julij 1865’.
Er volgen enkele aantekeningen in het boek, die Pieter de Roon moest onthouden.
Cornelis Konings op het heike onder Rookvind (Rucphen): Mosvester
Dit is de naam van de leverancier van het mos, dat werd gebruikt bij het kalefaatwerk van de houten schepen. Hij woont op het heike onder Rucphen. Het heike is het latere St Willibrord.
Na onderzoek naar de herkomst van het mos bleek, dat het mos in heidevennen groeide en werd geschept met stokken, op de kant uitgespreid om te drogen en vervolgens in kleine bussels gebonden en verkocht aan scheepbouwers en schippers in Dordrecht en Rotterdam. Hoe Cornelis Konings het mos in Waspik kreeg weten we niet, maar we zien wel in de boeken, dat beurtschippers het mos later meebrachten naar Waspik vanaf Dordrecht. Het mos werd in rekening gebracht per bos bij de schippers.
Op hetzelfde blad in het boek van Pieter de Roon, staan de maten van een vlieger vermeld.
Een vlieger, hier vliegert genoemd, was een bijboot voor de grotere Maas- en Rijnschepen, die ook de Zeeuwse stromen bevoeren. Er zijn in Waspik talloze vliegers gebouwd. Ze hadden 4 roeiriemen. De prijs bedroeg in het jaar 1870 – 1885 80 tot 90 gulden naargelang de lengte. De oorsprong van de vlieger ligt waarschijnlijk in Dorsten aan de Lippe in Duitsland. Na inzage in het Stadsarchief in Dorsten bleek dat de vlieger, daar aak genoemd, een lengte had van 5 tot 9 meter, hij had een grootzeil, fok en zijzwaarden. De naam vlieger is ontstaan, omdat het scheepje door zijn bouw als het ware over het water vloog. De vlieger had in Duitsland een andere functie dan bij ons. De vlieger werd daar door boeren gebruikt. Op de scheepstimmerwerven in Dorsten werden in de 18e en 19e eeuw talloze Dorstense aken en Dorstense schepen gebouwd, voor Nederlandse klanten, ook uit onze streek.
De vlieger werd ook gebruikt bij het jagen met paarden. De boot werd aan de jaaglijn vastgezet met 1 man erin, die dan tijdens het jagen de lijn vrij moest houden van struiken en dergelijke op de oever. De vlieger werd ook gebruikt bij het boegseren, dit is het schip met een of twee roeiers aan een lijn voorttrekken bij windstil weer of een smal vaarwater tegen wind in, als laveren of kruisen onmogelijk was.
Op de volgende bladzijde van boek 5 staan 2 bestekken van nieuwe aken:
Een aak voor P. Verschuren, lang 80 voet.
Een Paviljoenaak voor A. Mouthaan, lang 100 voet, breed 19 voet op de koppen van de zwaarden.
Achter in het boek staan diverse inkopen vermeld en van goederen en materialen die de beurtschippers voor de werf vervoeren.
“Wij hebben 300 bosse riet gehad van P van de Pluijm uit de Hang (Hank)”
En
“Hier staat geschreven wat beurtschipper Klerks voor ons gevaren heeft in 1866, 50 klouwerk, 3 manden spijkers, voor 383,70 gulden hout, een slijpsteen, een vijs (dit is een apparaat om een schip op de helling liggend omhoog te draaien), 9 knieën van Rotterdam, 2 bogten van 70 gulden, 1 mand spijkers. Van Klerks afgerekend”.
En
“Beurtschipper van Disseldorp honderdvijftig klouwerk, een ton pek, voor 486 gulden hout gevaren, nogmaals 3 keer klouwerk en 2 tonnen pek”.
Ook in 1867 komt het werkvolk niet altijd toe met het weekloon en vragen een voorschot aan hun baas. Pieter de Roon maakt hierover de volgende aantekeningen:
Verschotten
Nol Nouwens 7,05 gulden van Nol 1 gulden teruggehad en nog een gulden
A van Limpt 10.00 gulden van A van Limpt teruggehad 2,50 nog 2,50
Aan Jan Strijp 2,50
Aan L Joosten 3,00
Uit een rekening van 1867
“Schipper H Klerks beurtman
7 november Zijn schuit gewonden 6 man 1 schof
8 dito 2 man 1 dag 1 man 3 ½ schof
9 dito 2 man 1 dag 1 man ½ schof
Voor 4 klampen achter de zwaarden 2,30
Voor 2 slekens (sleetjes) aan de zwaardklamp 0,85
Een stukske in ouwe pomp 0,40
Voldaan H Klerks”
Van 4 maart tot 11 mei 1867 laat Oom Hermanus van Beusekom een grote reparatie uitvoeren. Hierover ondermeer:
“tjalk gewonden 3 man 1 dag 3 man 1 schof, Stof ½ dag Een krommer lank 7 voet dik 9 om 8 duim een ligger lank 10 ½ voet 8 om 10 duim een bogt lank 6 voet dik 6 om7 duim een knieke onder de gangboord 6 man 1 dag Stof 1 dag Jan 1 dag
2 haakse knieen onder de gangboorden een winkelknie (dit is een ijzeren knie) een boeghout lang 10 voet dik 9 om 10 duim
4 man 1 dag Nol, Stof en Jan 1 dag
Voor kop op de roer 2.00 Voor klossen en klampen 4.00
Een oude overloop enzovoort”.
Van 4 december 1867 tot 26 maart 1868 heeft de werf een nieuw schip in aanbouw. Elke dag wordt genoteerd met hoeveel mensen en tegen welk bedrag aan dit schip wordt verloond, Dit begint als volgt:
“Wat er aan het schip gaat vanwege arbeidsloon.
4 december 2 man 1 dag
5 december 2 man 1 dag
enzovoort"
De werfboeken bevatten zoals we zien een schat aan gegevens wat betreft reparatie, onderhoud en nieuwbouw van houten schepen. Teveel om op te noemen.
Eind 1869 schrijft Johannes voortaan boven de rekeningen zijn eigen naam: J. Ruijtenberg waarmee de naam van de erven J.A. Ruijtenberg vervallen.
Pieter de Roon laat de papierwinkel steeds meer aan Johannes over, maar dat gaat niet zo best. Hij loopt achter met de betalingen aan de houtleverancier:
J. en A. van Vollenhoven te Rotterdam en de firma de Weg uit Dordrecht. Ook met het schrijven van de rekeningen aan de schippers loopt hij achter.
In het voorjaar van 1870 komt Pieter Adriaan de gelederen versterken. Hij heeft een poosje gevaren als schippersknecht en heeft thuis gezien hoe een schip wordt gemaakt. Hij gaat de administratie op orde brengen zowel die van de werf als privé .
Op 15 maart 1871 verdelen de kinderen de boedel van vader Jan Adriaan wat nog moest gebeuren. Na de verdeling zijn de zonen: Pieter Adriaan en Adriaan de nieuwe eigenaars van de scheepstimmerwerf.
Pieter Adriaan is 18 en Adriaan is 16 jaar oud. Ze zijn minderjarig en kunnen daarom de werf niet zelfstandig uitoefenen.
Pieter A vraagt dus handlichting aan en mitsdien de regten van meerderjarigheid, met op zicht tot de uitoefening van het beroep van scheepstimmerman en het drijven van handel daarop betrekking hebbende.
De handlichting wordt hem verleend op 7 april 1871.
Johannes blijft bij Pieter Adriaan werken, maar wil toch weer zelfstandig worden. Hij koopt van het waterschap “De gecombineerde Groot Waspiksche en Raamsdonksche Binnen en Buitendijksche en Overdiepse polder” een stuk grond op 30 mei 1873, ter grootte van 26 aren 70 centiaren behoorlijk afgegraven, deel uitmakend van het perceel moeras sectie G no. 355 voor 883,50 gulden.
Op deze plek gaat Johannes een scheepstimmerwerf vestigen. Hij bouwt daartoe een loods en helling en laat rekening papier drukken met in de linker bovenhoek een houten zeilschip als vignet en gesteld aan J. Ruijtenberg, meester Scheepmaker te Waspik.
De werf van Johannes blijkt geen succes te zijn, hij kan het na een jaar al niet meer bolwerken. Hij besluit daarom de werf in het najaar van 1874 in het openbaar te laten verkopen. De definitieve verkoop vindt plaats 12 oktober.
Een scheepstimmerwerf en keet onder Waspik ter plaatse genaamd Scharlo enz.
Zijn broers Pieter Adriaan en Adriaan Ruijtenberg scheepstimmerlieden wonende te Waspik worden de nieuwe eigenaars.
Johannes is nadien scheepstimmerman gebleven op de werf van zijn broers en huwde in 1873 met de dochter van Jaring Woudstra die op de werf kwam met zijn tjalk. Hij was van Friesche afkomst. Johannes en zijn vrouw kregen 5 dochters en 4 zoons. Een van de zoons, Jaring is jarenlang timmerman geweest op de werf.
Vanaf 12 oktober 1874 bezitten de gebroeders P.A. en A. dus twee werven. Pieter Adriaan is dan 22, Adriaan 20 jaar.
Evenals zijn broer Pieter Adriaan heeft ook Adriaan enkele jaren als schippersknecht gevaren en is daarna scheepmaker geworden.