Aflevering 9: De periode na 1800 (deel 4, werfboek 11 en 12)
Boek 11 vanaf 26 november 1876.
De datums staan in het boek nogal door elkaar en worden niet altijd vermeld.
Adriaan, die in boek 11 zijn zaken bijhoudt vermeldt het volgende:
Inhoud van een nieuw aakschip geen eigenaar vermeld.
Arbeidsloon f.647,81 materiaal leverantie f.991,61 vervolg materiaal f.323,40.
Nog een bestek van een nieuw aakschip, lang 72 voet en breed 14 voet en 6 duim.
Een bestek van een gladboordige aak, lang 95 voet, breed 20 voet.
Een bestek van een slechtaak, lang 76 voet, breed 17 voet. Ook hier geen eigenaars vernoemt.
Aken waren schepen met voor en achter een heve en plat van bodem.
Een gladboordige aak was een schip waarbij de boorden (de planken) niet over elkaar waren vastgemaakt, maar op elkaar.
Een slechtaak was een typisch Hollandse aak met platte bodem en ronde kimmen. Het oplopende vlak eindigde bij het voor- en achterschip in een klein spiegeltje
De dagen worden korter en we zien dus regelmatig vermeld:
Overgewerkt met de lamp van een week f.8,50.
Bij de leveranties:
10 bos riet, 6 pond vierduimers en om de moed erin te houden 7 flesschen jenever f.6,68.
Er is een bestek aanwezig van een aakschip door Adriaan gebouwd: lang boven over 72 voet, wijt op de koppen van de zwaarden 14 voet 6 duim, hol uit den onderkant van vlak en onderkant gangboord 5 en een kwart voet.
Het hout kwam in die tijd van de fa J. en A. Vollenhoven te Rotterdam en de fa A. Visser en Co te Zwijndrecht.
De spijkers die Adriaan gebruikte kwamen van P. van Thiel en Zonen uit Beek en Donk.
In september levert smid Klerks van Waspik aan de werf 60 Zweedse tienponders, dit zijn zware bouten van Zweeds ijzer.
Ook smid J van Berkel levert soms materiaal.
Het hout en de spijkers werden door beurtschippers uit Waspik gevaren enkele namen: Gerrit van Dusseldorp en A Klerks, Zij voeren beiden op een tjalk.
De volgende nieuwgebouwde houten schepen zijn in de werfboeken genoteerd. De gegevens zijn vaak onvolledig.
D. Zijlmans uit Raamsdonk wordt vermeld wegens de aankoop van een aak in aanbouw op 17 juli 1878, lang 100 voet, breed 20 voet 8 duim op de koppen van de zwaarden.
Een bestek van een nieuwe aak voor P. Verschuren, lang 86 voet, breed 18 ¼ voet, dit is een paviljoenaak.
Een bestek van een aak van H. van Beusekom.
Een bestek van een Keenschip met paviljoen.
Een bestek van een overdekte aak voor P de Visser van de Hoge Zwaluwe.
De datum en de prijs van de schepen worden dikwijls niet vermeld. We zien dat er overwegend aken werden gebouwd.
Een aakschip voor Franciscus de Jong, lang 100 voet 4 duim.
In boek 9 van Pieter en Adriaan Ruijtenberg:
J. Kieboom een nieuw schip in 1880, somma f. 4910,43 geen type vermeld, naam van het schip “Nieuwe onderneming”, lang 24,65 meter, breed 5,12 en holte 1,71 meter 109,1 ton.
H.v. Beusecom een tjalkschip 6 mei 1876 somma f. 5432,77, geen bestek van gevonden.
Een bestek van een aakschip voor A. Zijlmans met de kosten van het ijzerwerk van Wouter Broks, een smid uit Waspik.
Een lijst met arbeidsloon van een schip in aanbouw, niet vermeld voor wie.
P. Kieboom een nieuw schip 22 april 1879 voor de somma van f.4910,43.
Een bestek van een paviljoenaak van 100 voet, niet aangegeven voor wie gebouwd.
In 1885 werd een houten schip gebouwd voor H. Rosenbrand “De vijf gebroeders”, lang 29,85 meter, breed 6,15meter, hol 2,07 meter, laadvermogen 200 ton.
In 1888 wordt het laatste houten schip gebouwd voor C.J. Schijvens op huurkoopbasis. Op 21 juni stelt P.A. het contract op. Het schip krijgt de naam “Op hoop van zegen”. Als een jaar later de eigenaar overlijdt verhuurt P.A. Ruijtenberg het schip aan Bastiaan Akkermans gehuwd met de weduwe van C.J. Schijvens. Omdat Bastiaan Akkermans op den duur niet meer aan zijn verplichtingen voldoet wordt hij in 1898 door Pieter Adriaan van het schip gezet.
Als het druk is op de werf doet Adriaan een beroep op Goof Tempelaars zelfstandig timmerman van Waspik, die voor zichzelf f.1,60 en voor zijn knecht f.150 rekent.
Ook schilder Brandel werkt nog al eens op de werf.
Boek 12 bevat de rekeningen vanaf zomer 1883 tot het voorjaar 1891.
Hier staan nog steeds reparaties van houten vaartuigen in, doch het tijdperk van de ijzeren schepen is begonnen elders in het land bv Rotterdam.
In het najaar van 1883 beginnen de plannen van Adriaan vaste vormen aan te nemen, om het eerste ijzeren schip te gaan bouwen. Hij moet daarvoor machines aanschaffen en we zien in het werfboek brieven over deze materie.
Beurtschipper C.A. Boezer van Capelle bezorgt op 19 februari 1884 de volgende machines op de werf, afkomstig van Bakker en Co te Ridderkerk:
Een ponsmachine f.235,-
Een ijzerschaar f.300,-
Een buigbank gewicht 900 kg f.250,-
Een soevereinstelling f. 75,-
Twee zaalblokken f. 53,50
Totaal f.913,50
Totale gewicht 2560 kg.
Op 20 februari worden de eerste ijzeren platen, strippen en hoekijzers geleverd door E.S. de Jonge te Rotterdam. 3 dagen later volgen de klinknagels. De rekening luidt als volgt:
800 kg klinknagels ½ x 1 duim
380 kg klinknagels ½ x 5/4 duim
385 kg klinknagels ½ x ¾ duim
128 kg klinknagels ½ x 1 ½ duim
Op 1 maart lost beurtschipper Gerrit van Dusseldorp op de werf:
Eene veldsmids
Een ankerspil
Een strijk en twee zwaardlieren
1 doofpot
Bij smid Wouter Broks te Waspik koopt Adriaan de volgende werktuigen:
Een blaasbalg f.51,-
Een veldsmids f.33,50
Een bankschroef f.26,-
2 snijijzers met tappen 4 duim, 3/8 duim, ½ duim, 9/16 duim, ¾ duim en 7/8 duim voor f.20
Bij van Rietschoten en Houwens werktuigkundigen Wijnhaven te Rotterdam.
2 vijzels een van 5 ton f.10,20, een van 6 ton f.12,-.
Bij R.S. Stokvis en Zoonen, Leuvehaven O.Z. 74-76 te Rotterdam
Een houten bascule tot 300 kg wegende
2 basterdvijlen 14 duim
2 pak stroovijlen
1 ronde basterdvijl 12 duim
Een geëmailleerd closet
200 moerbouten 14 x 13 mm
Op 11 maart 1884 dient Adriaan een schrijven in bij de gemeente Waspik, waarin hij te kennen geeft dat hij:
“Een scheepsbouwwerf wenscht aan te leggen en den scheepstimmerwinkel waarin hij de smederij wenscht op te richten en in werking te brengen zijn gelegen in deze gemeente ter plaatse genoemd Scharlo, kadastraal bekend sectie G 926 en 927 enzovoorts”.
Op 27maart krijgt Adriaan de vergunning tot het aanleggen van de scheepsbouwwerf voor ijzeren schepen en voor het oprichten van een smederij.
Het eerste ijzeren schip te Waspik is bestemd voor de heer M. Verschure te Oosterhout en is lang 35,40 meter, breed 6,08 meter, hol 2,07 meter, laadvermogen 250 ton, dat is + 80 ton groter dan het grootste houten schip ooit in Waspik gebouwd op de werf van Pieter Adriaan. Het schip wordt genoemd “Broedertrouw” en is het eerste schip van de latere rederij van Verschure’s Stoombootdiensten.
Adriaan bouwt het casco en van de werf van Pieter Adriaan komt het rondhout, zoals mast, giek enz., de zwaarden en het roer.
In de nazomer van 1884 wordt het schip te water gelaten en er breekt een nieuwe tijd aan voor de Waspikse scheepsbouwwerf. De eerste jaren hierna worden nog houten schepen gerepareerd en ook worden nog enkele nieuwe houten schepen gebouwd, het merendeel van de nieuwe schepen wordt echter voortaan van ijzer gebouwd.
De Zeilmakers.
Reeds in het jaar 1556 – 1568 is er in Waspik sprake van een “Seijlmaker” genaamd Wouter Wouterse. Hij wordt genoemd in het Rechterlijk Archief van Kleijn Waspik.
In het jaar 1845 komen we zeilmaker Bart van der Rijken tegen, die de zeilen repareerde van de watermolen van “de polder”, die in 1594 was gebouwd en iets ten westen van de huidige grens onder Raamsdonk stond. Deze Bart van der Rijken was een oom van Johannes van der Rijken, de scheepstimmerman.
Er is een rekening gevonden in het archief:
Gewerkt aan de zeijlen van den watermolen van de polder 1845
Den 4 april 1 dag 0 - 70
Den 5 april 1 dag 0 - 70
1 – 40
Bij de correspondentie in het archief van de familie Ruijtenberg worden ook zeilmakers genoemd. Het is echter moeilijk aan te tonen of ze zeilen gemaakt hebben en voor wie. Er was geen sprake van een zeilplan zoals wij dat noemen.
Zeilmakers die genoemd worden zijn:
P.J. Endenburg, zeilmakerij en scheepstuigerij te Gouda.
L.J. Florusse, Wemeldinge scheepstuiger, zeilmaker en scheepsbenodigdheden gevestigd in 1885.
Fa Ribbens, zeilmaker te Bergen op Zoom.
L. Visser en Zoon te Gouda. Hiervan is een aantekening van 1912 van het vergroten van een zeil en het tanen hiervan.
Januari 1912
Zeil vergroot 36 uur à f.0,20 f. 7,20
32 el katoen à 70 cent 22,40
4 5/10 kilo touw 2,25
10 koperen kousjes 0,30
Zeil en fok gebolust 8 uur 1,60
22 kilo bolus 3,08
15 kan olie 3,90
5 kilo cachou 2,25
een kurkezak 1,45
Bolus is een vettige fijne kleiaarde die ijzeroxide bevat.
Cachou is een extract uit boombast.
In een mengsel van bolus, olie en cachou werden de zeilen weerbestendig gemaakt en in een meestal donkere bruine kleur geverfd. Hetzelfde dus als tanen, wat bij visnetten gebeurde.
W.C. Camman te Lobith, zeilmaker sinds 1846 heeft talrijke schepen in Waspik opgetuigd. Werner Camman is geboren op 15 mrt 1817 in Doesburg als zoon van een schippersechtpaar. Hij leerde het vak in Hasselt Overijssel. Hij vestigde zich te Lobith met een bescheiden zeilmakerij en bracht een zeilmakerknecht mee. Dit was op 4 maart 1867. In 1882 richtte hij een taanderij op. Later nam Jacob Camman, die een zoon van Werner was, de zaak van zijn vader over. Deze bouwde de zaak uit en had 6 zeilmakerknechts in dienst.
Omdat vroeger geen zeilplannen (tekeningen van het staande en lopende want) werden gemaakt, was de gang van zaken vermoedelijk de volgende:
De scheepsbouwer gaf de lengte van het schip op en het type, de lengte van de mast of 2 masten, lengte van de giek en eventueel van de boegspriet of kluiverboom. Naar deze gegevens maakte de zeilmaker dan de zeilen,
Deze foto is omstreeks 1900 gemaakt. We zien hier Adrianus Ruijtenberg staande tussen zijn scheepmakerknechts.
Bovenste rij vlnr: Cornelis Fijneman (vader van Janus Fijneman, die als timmerman op de werf heeft gewerkt en omstreeks 1950 een meubelzaak in Waspik begon), Albert van der Werf (afkomstig uit Urk) Klaas Rekkers, Tinus Joosen (vader van Janus en Louw Joosen, later als timmerlieden op de werf werkzaam), Goof Joosen.
Onderste rij vlnr: Piet Verduijn, Oele Treffers (vader van Christ Treffers, de timmerman die meer dan 40 jaar op de werf heeft gewerkt), Adrianus Ruijtenberg, Janus Akkermans (vader van Jan Akkermans, later als smid op de werf werkzaam), Geert van der Werf Afkomstig uit Urk).
De scheepmakerknechts
De scheepmakerknechts kwamen al op zeer jeugdige leeftijd op de werf terecht. Onder de 14 jaar oud was geen uitzondering en de dagen waren lang. Het vak ging over van vader op zoon en de mensen bleven werken tot dat niet meer ging, van “Drees trekken”was nog geen sprake. ’s Zaterdags werd gewoon gewerkt. Er kwamen lange dienstverbanden voor bij de familie Ruijtenberg. Velen hebben meer dan 50 jaar bij de fa. gewerkt. Er is een lijst van 1894 met de namen en data van indiensttreding van de personeelsleden met een groot aantal familienamen, die geslachtenlang hier hebben gewerkt zoals: de Ruijter, Fijneman, van den Hoven, Roosenbrand, Verwiel, van Etten, Schapers, Joossen en van Limpt.
Laurens Joossen is in 1862 bij de firma Ruijtenberg in dienst gekomen en is steeds met Adriaan van Limpt op de oude werf blijven werken. Ze zijn het langst in dienst geweest en bleven op deze plaats na 1891 voor de reparatie van houten schepen en het maken van masten, gieken en zwaarden en de nieuwbouw van houten roeiboten. Dit laatste heeft P.A. met enkele mensen tot + 1930 volgehouden.
Tot zover de geschiedenis van de familie Ruijtenberg wat betreft de bouw van houten schepen.
Han Smits
Bronnen:
Notarieel archief Waspik
Archief Ruijtenberg
Stadsarchief Dorsten (D) proefschrift Karin Legtenberg
Heemkundekring Lobith dr G.B. Janssen.
Tekeningen G. Groenewegen.